Bewegingsonderwijs - kerndoel 58 - Toelichting en verantwoording


De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deel te nemen, afspraken te maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden in te schatten en daarmee bij activiteiten rekening te houden.


Bewegingsonderwijs is erop gericht dat leerlingen vaardigheden, kennis en inzicht verwerven die nodig zijn om op verantwoorde wijze deel te nemen aan de bewegingscultuur. Uit dit kerndoel vloeit voort dat leerlingen een positieve attitude ontwikkelen en dat zij ook verantwoordelijkheid leren dragen bij het gezamenlijk uitvoeren van bewegingsactiviteiten. Bewegen doe je immers niet alleen en het is dan ook van belang dat de kinderen een bewegingsactiviteit op gang kunnen brengen en, vervolgens, die bewegingsactiviteit ook enige tijd op gang kunnen houden. Bewegingsgedrag van de een is van invloed op dat van de ander. Dat is een gegeven en dus ook wezenlijk voor het leerproces. Als verbijzonderingen ligt het accent in dit kerndoel op het omgaan met en het inrichten van arrangementen, de regels en de regelingen die in een groepsgebeuren van toepassing zijn, maar ook en vooral om reflectie op het eigen bewegingsgedrag en dat van de ander. Het gezamenlijk reguleren van wat je met elkaar doet en nalaat speelt een grote rol en de daarmee samenhangende medeverantwoordelijkheid. Als voorbeelden: het vangen van een door een medeleerling toegeworpen bal is ook een verantwoordelijkheid van de werper. Of, is het elkaar hulpverlenen net zo essentieel als het zelf "kunstjes" doen.

Ook het ontwikkelen van een eigen bewegingsbeeld (een adequaat zelfbeeld) is in dit kerndoel opgenomen.

Met andere woorden: in essentie gaat het in dit kerndoel om het vergroten van de zelfstandigheid van de kinderen in het deelnemen aan bewegingssituaties èn om het vergroten van het inzicht in de bewegingssituaties. In recente, breed gedragen publicaties over het bewegingsonderwijs in de basisschool worden dit reguleringsdoelen genoemd.

In deze reguleringsdoelen gaat het om: 'omgaan met het arrangement', 'omgaan met de regelingen in de bewegingssituatie' en 'reflecteren op de activiteit en het bewegingsgedrag'. Deze drieslag - arrangement, regelingen en reflecteren - is ook gebruikt bij de beschrijving van de tussendoelen. Het gaat dan meer concreet om bijvoorbeeld: inschatten van de eigen bewegingsmogelijkheden, maar ook om veiligheid en hulpverlenen, verschillende taken uitvoeren en omgaan met winst en verlies.

In de karakteristiek bij deze kerndoelen bewegingsonderwijs werd al aangegeven dat in de praktijk van het bewegingsonderwijs de bewegingsactiviteiten behorende bij de kerndoelen 57 en 58 in samenhang worden aangeboden. De inhoud van dit kerndoel 58 komt derhalve altijd in combinatie met de bewegingsactiviteiten die worden beschreven in de uitwerkingen van kerndoel 57 aan de orde. Er zijn echter wel degelijk ook voor dit kerndoel leerlijnen aan te geven. De kinderen kunnen steeds complexere taken op zich nemen, krijgen steeds meer inzicht in de (complexere) activiteiten en kunnen dit inzicht steeds gerichter toepassen op zichzelf of anderen in hun omgeving. Er is dus ook hier sprake van een doorgaande lijn.