Handige tips voor het maken van opdrachten

14 augustus 2020

Het maken van een opdracht voor T&T is niet eenvoudig.

Van de vraag van de opdrachtgever naar de praktische invulling van de les. En andersom: van de leerdoelen voor de leerlingen naar een passende opdrachtgever.

Op welke manier kun je de vraag van een opdrachtgever vertalen naar T&T onderwijs? Hoe zorg je ervoor dat de lessen dekking geven aan het examenprogramma van T&T? Hoe praat je met leerlingen en collega’s over de inhoud van het vak? De kaartjes die SLO heeft ontwikkeld helpen je daarbij.

foto kaartjes t&t

Onderwijs maken van opdrachten uit het bedrijfsleven, hoe doe je dat?

In het vak T&T komen leerlingen in aanraking met technologische toepassingen. Ze gebruiken deze ervaringen bij het oplossen van opdrachten van een bedrijf, instelling of mbo. Het is de bedoeling dat de leerlingen ook het een en ander te weten komen over het werken in de betreffende sector. Om aan goede opdrachten te komen is het van belang dat je een goed netwerk van bedrijven en instellingen in de regio opbouwt en onderhoudt. Deze bedrijven zijn het startpunt van je opdracht.

Welke onderdelen komen aan bod in je opdrachten?

Stel je krijgt een vraag van een bedrijf, instelling of mbo. En dan?

Om hier meer inzicht in te krijgen hebben we kaartjes ontwikkeld. Op deze kaartjes staan alle onderdelen van het examenprogramma. En er zijn ook kaartjes waarop voorbeelden van technologieën , werkvormen en beoordelingsvormen staan beschreven. Er zijn zelfs blanco kaartjes waarmee je nieuwe technologieën, beoordelingsvormen of werkvormen kunt toevoegen.

Je hebt een goede T&T opdracht in handen als alle verschillende kleuren kaartjes aan bod zijn gekomen. Je zult merken dat onderdelen als samenwerken en rapporteren veel vaker gebruikt worden, terwijl je landbouwtechnologie misschien maar een keer of wellicht niet gebruikt.

Wil je zeker weten dat alle onderdelen van het examenprogramma in je curriculum aan de orde komen? Dan is het handig om een overzicht (xlsx, 23 kB) te maken van het examenprogramma. Hierin beschrijf je bij elke opdracht welke onderdelen je aanpakt.

Ga bij het inplannen van activiteiten als 3D-printen of programmeren na of leerlingen hiervoor de juiste competenties bezitten. Is dat nog niet het geval? Plan dan tijd in om eerst deze kennis met ze te delen.

En hoe ga je andersom te werk? Hoe vind je opdrachtgevers bij de leervragen?

Wat gaan de leerlingen leren? Welke technologieën wil ik terug laten komen in de lessen? Welke opdrachtgevers passen bij deze leervragen? Hoe denken jij en je collega’s over de visie op T&T? Ook bij deze vragen kunnen de kaartjes helpen.

“Wat willen jullie leren in het examenjaar?" Het Dr. Knippenbergcollege in Helmond gebruikt de technologiekaartjes om samen met leerlingen een keuze te maken in de onderwerpen.

Zo gebruikt Babs van Sleeuwen, T&T coördinator van het Dr. Knippenbergcollege in Helmond, de technologiekaartjes in gesprekken met leerlingen. Ze geeft leerlingen de kaartjes van de technologieën en vraagt hen welke ze al terugzien in hun onderwijs. Welke van deze kaartjes komen al voldoende aan bod? En welke technologieën zouden wat vaker terug mogen komen? En waarom?

De leerlingen geven aan dat ze sommige technologieën dagelijks om zich heen zien en willen begrijpen hoe het werk. Dat ze inzicht willen krijgen in hoe technologieën zich zullen ontwikkelen. En dat ze denken dat ze die informatie in het dagelijks leven of hun beroep nodig zullen hebben. Toen Babs aangaf dat er geen collega is die al deze kennis in huis heeft, antwoordden de leerlingen: “Dat hoeft toch ook niet juf, als ze ons maar de weg wijzen.”

Een docent hoeft niet alle kennis in huis te hebben “als ze ons de weg maar wijzen”

Een handige checklist voor jou en je collega’s.

Als dan de ruwe opzet van de opdrachten staat, kun je een leerlingenversie gaan maken. De leerlingenversie is dat wat je gaat delen met de leerlingen. Hierin staat onder andere de vraag van de opdrachtgever, de opdrachten van de leerlingen, criteria waaraan het resultaat aan moet voldoen, GO- of NO GO momenten etc. Als het goed is ken je de volgende ingrediënten:

  • Welk probleem moet de leerling met deze opdracht oplossen?
    Beschrijf het probleem en geef een toelichting. Dit kan een toelichting zijn van de opdrachtgever of een 'vertaling' van de opdracht op leerlingenniveau.
  • Wie is de opdrachtgever?
    Geef een korte omschrijving van het bedrijf of instelling en vermeld de contactpersoon waarmee de leerling contact kan opnemen voor ondersteuning.
  • Wat moet het eindresultaat zijn?
    Leg het programma van eisen van de opdrachtgever voor aan de leerling. Voeg er eventuele aanvullende eisen/voorwaarden van de school aan toe. Hier kan bijvoorbeeld aangegeven worden dat de leerling steeds tussenproducten bij zijn docent moet op leveren (go/no go).
  • Met welke technologieën maakt de leerling kennis?
    Beschrijf met welke technologieën de leerling kennismaakt of zelf gaat gebruiken.
  • In welke bètawereld kan deze opdracht geplaatst worden?
    Benoem de bètawereld en geef, indien gewenst, een aantal voorbeelden van technologieën die in deze bètawereld worden toegepast.
  • Aan welke eindtermen werkt de leerling in deze opdracht?
    Geef zo nauwkeurig mogelijk aan welke eindtermen van het schoolexamenprogramma T&T juist in deze opdracht door de leerling gewerkt kan worden.
  • Op welke mbo-domein of vervolgopleiding sluit de opdracht aan?
    Vraag de leerling zelf te onderzoeken bij welke opleiding(en) deze problematiek past en/of geef hem informatie over mogelijke opleidingen.
  • Welke activiteiten kan de leerling ondernemen om tot een goed eindresultaat te komen?
    Beschrijf de activiteiten die leerlingen moeten ondernemen. Leerlingen moeten daarin goed worden begeleid. De docent speelt een belangrijke rol als coach en begeleider. De activiteiten kunnen vaak het best gefaseerd door leerlingen worden uitgevoerd: Oriëntatie, Voorbereiden, Realiseren en Opleveren.
  • Hoe wordt de voortgang van de leerling beoordeeld vastgelegd?
    Door de beoordelingscriteria duidelijk te maken aan de leerlingen, wordt ook gecommuniceerd wat er verwacht wordt en wanneer de opdracht met succes is uitgevoerd. Tijdens het proces kunnen succescriteria gebruikt worden om de leerlingen van feedback en aanwijzingen voor vervolgstappen te voorzien.
  • Hoe wordt geëvalueerd en gereflecteerd?
    Een eindbeoordeling en een terugblik op het proces zijn belangrijk om dat wat geleerd is mee te nemen naar volgende opdrachten.